De bewegingsarmoede bij jongeren: waarom ik me zorgen maak

Als coach in de topsport werk ik dagelijks met atleten die hun lichaam tot in de puntjes kennen. Ze weten hoe beweging voelt, wat het doet, hoe ze beter worden. Dat contrast is enorm wanneer ik kijk naar hoe weinig jonge mensen tegenwoordig nog echt bewegen. En dat baart me zorgen. Niet alleen als coach, maar juist ook als bewegingswetenschapper — en als vader.
We bewegen te weinig. En dat begint jong
De cijfers liegen er niet om. Volgens recente gegevens van het RIVM voldoet minder dan de helft van de Nederlandse jeugd aan de beweegrichtlijnen. Dat betekent: minstens een uur matig intensieve beweging per dag en minimaal drie keer per week spier- en botversterkende activiteiten. Wat we zien, is een generatie die steeds vaker stilzit, schermkijkt en minder buitenspeelt.
Dat is niet zomaar “jammer”. Het heeft directe gevolgen. Minder bewegen betekent minder motorische ontwikkeling, meer overgewicht, en op de lange termijn ook meer chronische klachten zoals diabetes type 2 of hart- en vaatziekten.
Motoriek leer je niet uit een boek
Een belangrijk punt dat vaak over het hoofd wordt gezien, is dat motoriek iets is wat je letterlijk moet opbouwen. Net zoals je taal ontwikkelt door veel te praten en lezen, ontwikkel je je lichaam door te bewegen: rennen, klimmen, vallen, opstaan, balans houden. Dat zijn geen luxe-activiteiten, maar basisvaardigheden die nodig zijn voor een gezond lichaam en brein.
In de sport zien we het effect daarvan heel concreet: jonge sporters die opgroeien met een beperkte motorische basis, hebben veel meer moeite om later complexere bewegingsvormen aan te leren. Het fundament ontbreekt.
Topsport is niet het doel — bewegen wél
Laat me duidelijk zijn: ik pleit er niet voor dat ieder kind topsporter moet worden. Integendeel. De kracht van sport ligt juist in wat het bijdraagt aan een gezond en veerkrachtig leven. Dat begint bij plezier in bewegen. Spelen. Ontdekken wat je lijf kan. Het gaat niet om winnen, maar om het ontwikkelen van een positieve relatie met beweging.
En dat kan op talloze manieren: buiten spelen, fietsen, zwemmen, tikkertje doen, dansen. Wat het is, maakt niet eens zoveel uit — als het maar beweegt.
Wat kunnen we doen?
Als samenleving moeten we erkennen dat beweging geen bijzaak is, maar een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van een kind. En dat begint op jonge leeftijd, thuis, op school en in de buurt.
- Onderwijs moet meer en beter bewegingsonderwijs bieden. Niet één gymles van 30 minuten per week, maar dagelijks bewegen — net zoals we dagelijks rekenen en lezen.
- Scholen kunnen beweegvriendelijker ingericht worden. Denk aan pauzes met actieve spellen, looproutes in het gebouw, of beweegmomenten tijdens de les.
- Ouders mogen beweging net zo belangrijk gaan vinden als schoolprestaties. Want zonder gezond lichaam, komt niemand tot zijn recht — ook niet op school.
Tot slot
Ik geloof dat bewegen de basis is van fysieke én mentale gezondheid. Wat ik in topsport zie, begint bij de jeugd: wie zijn lichaam leert kennen, leert ook beter omgaan met stress, tegenslagen en uitdagingen.
Laten we dus niet wachten tot het te laat is. De jeugd heeft de toekomst — maar alleen als die toekomst ook beweegt.
Jac Orie